In dit gastblog geeft dr. Brenda Jansen (Universiteit van Amsterdam) meer inzicht in het subitizeren van getallen.
“Begin dit jaar is een wetenschappelijk artikel verschenen over “subitizeren” en dat heeft alles te maken met de rekentaak uit de Rekentuin. Hieronder een korte samenvatting.
Weten hoeveel je van iets bezit (geld, schapen, kinderen) is altijd al belangrijk geweest in de mensheid en men is al vroeg begonnen met het verzinnen van woorden en symbolen die aantallen aangeven. Klinkt best abstract en dat zijn getallen ook: ze geven aan hoeveel er van “iets” is en dat kan van alles zijn: schoenen, planeten, bacteriën, auto’s… De kleinste getallen zijn dan weer niet zo abstract. Kijk maar naar de 1: dat is eigenlijk één streepje. En als je twee horizontale streepjes boven elkaar zet en een schuine lijn trekt van rechtsboven naar linksonder, staat er een 2. De 3: drie horizontale lijnen boven elkaar, met elkaar verbonden door een verticale lijn aan de rechterkant. Dehaene (1997) noemt deze symbolen dan ook levende fossielen.
Met de kleinste aantallen is ook iets aan de hand. Als je één, twee of drie eenheden ziet, kun je vrijwel direct (“subiet”) bepalen hoeveel het er zijn. Dat wordt subitizeren genoemd. Maar wat houdt dat proces in? Is het aangeboren, hoe werkt het?
We hebben in de Rekentuin gekeken naar de prestaties van kinderen op de teltaak. In deze taak moeten kinderen aangeven hoeveel zeedieren/schelpen ze zien. We hebben ook in een meer gecontroleerd experiment gekeken hoe snel en accuraat kinderen (4-6 jaar) zijn als ze moeten bepalen hoeveel stippen ze zien. Soms stonden de zeedieren/schelpen/stippen door elkaar (bovenste afbeelding), soms stonden ze in een bekend patroon (zoals een dobbelsteenpatroon in de onderste afbeelding).
We zagen dat het heel makkelijk is om te bepalen of er één, twee of drie zeedieren/schelpen/stippen zijn en dat dat veel moeilijker wordt bij grotere aantallen. Maar… het maakt heel veel uit of de aantallen in een patroon staan of niet. Bij een patroon kun je van veel grotere aantallen ook in één oogopslag het aantal bepalen. Bovendien lijken oudere kinderen de patronen beter te herkennen dan jongere kinderen. Deze ontwikkeling spreekt een aangeboren systeem tegen.
We concludeerden dat kinderen “subitizeren” bij het bepalen van de hoeveelheid bij kleine aantallen, maar ook bij wat grotere aantallen, mits deze in bekende patronen staan. Bij grotere aantallen, waarbij de elementen door elkaar staan, wordt er geschat of geteld. Maar wat is nu dat subitizeren? We denken dat het vooral met patroonherkenning te maken heeft. Het herkennen van patronen kun je oefenen, net zoals schakers patronen van opstellingen kunnen herkennen. Het gebruiken van bekende patronen, als illustratie bij rekensommen, kan kinderen mogelijk helpen in het verwerven van inzicht in het rekenen.”
Jansen, B. R. J., Hofman, A. D., Straatemeier, M., van Bers, B. M. C. W., Raijmakers, M. E. J., & van der Maas, H. L. J. (2014). Does pattern recognition explain children’s exact enumeration of small numbers? British Journal of Developmental Psychology,