In oktober is een wetenschappelijk artikel gepubliceerd over het mollenspel.
Op de Rekentuin site kunnen jullie een samenvatting lezen van het onderzoek en van de resultaten.
Wat betekent dit voor het onderwijs? Wij stellen hoofdonderzoeker dr. Sanne van der Ven een aantal vragen:
Kunnen wij, op basis van uw onderzoek, concluderen dat er een verband bestaat tussen ruimtelijk geheugen en rekenvaardigheid?
Ja, dat is er zeker. Kinderen met een goed ruimtelijk geheugen, dus kinderen die goed zijn in het mollenspel, kunnen gemiddeld ook beter rekenen. Vooral bij optellen en aftrekken helpt het ruimtelijk geheugen ze. Jonge kinderen proberen die getallen als hoeveelheden voor zich te zien en te tellen: 4 blokjes en nog 3 erbij, hoeveel heb ik er dan? Een goed ruimtelijk geheugen helpt om dat goed voor je te kunnen zien. Oudere kinderen gebruiken andere rekenstrategieën en weten ook veel antwoorden uit hun hoofd. Dan is het ruimtelijk geheugen wat minder belangrijk, en taal gaat een grotere rol spelen.
Dit verband wordt met name bij jonge kinderen gevonden, over welke leeftijd hebben we het?
Vooral in groep 3 en 4. Jongere kinderen heb ik in dit onderzoek niet betrokken omdat die nog niet zo vaak Rekentuin spelen. Op school zijn deze kinderen nog bezig met voorbereidende vaardigheden om later goed te leren rekenen. Ze leren begrippen als meer, minder, groter, kleiner en ontwikkelen gevoel voor getallen en aantallen. Ook heel belangrijk!
Is het ruimtelijk geheugen van jonge kinderen te trainen?
Dat is op dit moment een grote nog openstaande vraag in de wetenschap. Het lijkt erop dat dat best tegenvalt. Met training word je wel beter in het taakje dat je traint, maar niet in andere dingen. Dan heb je natuurlijk niet zo veel aan zo’n training!
Zo ja, komt het trainen van het ruimtelijk geheugen van jonge kinderen hun rekenontwikkeling ten goede?
Dat zou heel mooi zijn. Maar het lijkt erop dat je beter maar gewoon rekenen kunt oefenen als je dat beter wilt leren. Bovendien, door te hoofdrekenen doe je meteen ook al een beroep op je geheugen. Twee vliegen in een klap!
Kunt u vanuit uw onderzoek leerkrachten tips geven voor de rekenles?
Wat blijkt, is dat je kinderen met een zwak geheugen beter niet te veel kunt belasten met al te veel informatie in een som. Dat is te veel voor ze. Het helpt trouwens wel om sommen concreet te maken. Voor goede rekenaars maakt het niet uit, maar voor zwakke rekenaars die net leren vermenigvuldigen is 5 mandjes met 3 appels makkelijker dan 5 x 3. Wat dat betreft is het realistisch rekenonderwijs zo slecht nog niet. Maar voeg er niet te veel extra toeters en bellen aan toe voor deze kinderen, want dan raken ze in de war. Gelukkig past Rekentuin de sommen automatisch aan aan het niveau van het kind!
Met betrekking tot de rekenontwikkeling: Waar bent u nu vooral nieuwsgierig naar en wat gaat u nu onderzoeken?
Van alles! Ik ben nu bijvoorbeeld aan het kijken naar de invloed van hoe wij tellen. Het Nederlands doet dat best vreemd: je schrijft 37 maar je zegt ‘zevenendertig’. Precies andersom dus! Aan de hand van gegevens uit het Rekentuin getallenuitspraakspel kijk ik of kinderen, en dan vooral de zwakkere rekenaars, daarvan in de war raken. Verder ben ik samen met onderzoekers uit Utrecht aan het kijken naar de rol van motivatie: spelen kinderen die rekenen leuk vinden meer Rekentuin, en gaan ze daar ook beter van rekenen? En helpt het automatisch aanpassen van de moeilijkheid van de sommen in Rekentuin om faalangst te voorkomen?
Dr. S.H.G. (Sanne) van der Ven is werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, afdeling psychologische methodenleer. Indien u geïnteresseerd bent in het volledige onderzoeksartikel of vragen heeft voor Sanne kunt u contact met ons opnemen via info@oefenweb.nl